Beluister en zing mee

Psalm 90

Speel de psalmmelodie.

Psalm 90 - Ritmisch langzaam
Andere audio
Ritmisch
Iso-ritmisch
Audiobestanden en bladmuziek

Ondersteunende bestanden

Download ondersteunende audio en bladmuziek.

Psalm 90

  • Psalmvergelijker

    Vergelijk de Klassiek Eigentijdse Psalmberijming met andere berijmingen of met de onberijmde psalmen:

    Eerste vergelijking
    Tweede vergelijking (optie)

Voor het vergelijken van hele psalmen in verschillende berijmingen adviseren wij je om de desktopversie van onze website te gebruiken.

Klassiek Eigentijdse Psalmberijming(KEP)

Ga naar vers

Berijming 1773

Ga naar vers

Ga naar vers

Klassiek Eigentijdse Psalmberijming (KEP)

  • 1.
    Vanouds bent U de God naar wie wij vluchten,
    bij wie ook onze ouders schuilplaats zochten.
    Voordat de wereld werd gewekt door woorden,
    en voor de hoge bergen zijn geboren,
    was U er, boven, buiten alle tijd,
    van eeuwigheid en tot in eeuwigheid.
  • 2.
    Wij stervelingen, broos en klein, wij allen
    zijn straks voorbij, tot stof uiteengevallen.
    De eeuwen lijken ons zo lang te duren,
    maar duizend jaar zijn U als een paar uren.
    U vaagt ons weg, ons leven is zo kort.
    Wij zijn als gras dat groeit, verwelkt, verdort.
  • 3.
    Want door Uw toorn bezwijken onze harten.
    Uw licht maakt onze zonde des te zwarter.
    In moeite en verdriet gaan onze dagen
    voorbij, als in een zucht, terwijl we klagen.
    Soms zeventig, soms tachtig worden wij.
    Dan komt de dood. Ons leven vliegt voorbij.
  • 4.
    Elk jaar ziet onze leeftijd langzaam stijgen –
    leer ons zo tellen dat we inzicht krijgen.
    Hoe lang nog, HEER’? Wie vreest Uw macht en woede?
    Wie zal ons voor Uw sterke toorn behoeden?
    Ontferm U, kom bij ons terug, en leid
    ons, mensen van vandaag, door deze tijd.
  • 5.
    Vervul ons in de morgen met Uw vreugde,
    en laat Uw liefde ons altijd verheugen.
    Troost ons, o Heer’, leer ons Uw naam weer kennen,
    vergoed ons alle jaren van ellende,
    leer ons een volk te zijn dat U verwacht,
    toon ons opnieuw Uw daden en Uw macht.
  • 6.
    Laat Uw genade nooit meer van ons wijken,
    laat onze kinderen Uw glorie blijken,
    Uw lieflijkheid ons levenspad verlichten,
    en zegent U het werk dat wij verrichten.
    Geeft U ons kracht en wijsheid en verstand,
    bevestigt U het werk van onze hand.

Berijming 1773

  • 1.
    Gij zijt, o HEER, van d' allervroegste jaren
    Voor ons geweest een toevlucht in gevaren.
    Eer berg en rots uit niet geboren waren,
    Eer d' aarde rustt' op hare grondpilaren,
    Van eeuwigheid, o God Die eeuwig leeft,
    Zijt Gij de God, Die eind noch oorsprong heeft.
  • 2.
    Uw oppermacht, die wij ootmoedig eren,
    Kan door een wenk den mens zijn broosheid leren;
    Uw wenk alleen, al schijnt ons niets te deren,
    Verbrijzelt ons, doet ons tot aarde keren;
    Want in Uw oog zijn duizend jaren, HEER,
    Een enk'le dag, een nachtwaak, en niets meer.
  • 3.
    Gij overstroomt het mensdom; zijn vermogen
    Is, als een slaap, een ijd'le droom, vervlogen;
    Zij zijn als 't gras, dat 's morgens, overtogen
    Met frissen dauw, in bloei staat voor elks ogen,
    Maar 's avonds, als het afgesneden wordt,
    Op 't open veld in weinig tijds verdort.
  • 4.
    Door Uwen toorn vergaat ons kwijnend leven;
    Uw gramschap doet ons hart van doodsschrik beven,
    O God, als Gij, in majesteit verheven,
    Het onrecht, dat w' in 't openbaar bedreven,
    En 't kwaad, door ons in 't heimelijk verricht,
    In 't licht stelt voor Uw glansrijk aangezicht.
  • 5.
    Wanneer Uw toorn en gramschap ons bezwaren,
    Dan wenden, dan verdwijnen onze jaren;
    Wij zien hen, als gedachten, henenvaren;
    Of, blijft Uw gunst ons in het leven sparen,
    Dan klimmen wij ten hoogste tot den top
    Van zeventig of tachtig jaren op.
  • 6.
    Helaas, het best van onze beste dagen
    Baart dikwijls smart, geeft dikwijls stof tot klagen;
    Daar zorg, verdriet en jammerlijke plagen
    Steeds, beurt om beurt, de matte ziel doorknagen.
    De levensdraad wordt schielijk afgesneên;
    Wij schenen sterk, en ach, wij vliegen heen.
  • 7.
    Wie kent Uw toorn, wie zijn geduchte krachten?
    Wie vreest dien recht geduchtste Macht der machten?
    Leer ons den tijd des levens kost'lijk achten,
    Opdat ons hart de wijsheid moog' betrachten.
    Keer weder, HEER, Uw gunst koom' ons te stâ;
    Hoe lang ontzegt G' uw knechten Uw genâ?
  • 8.
    Uw gunst sterkt meer dan d' uitgezochtste spijzen;
    Laat, met het licht, haar licht voor ons verrijzen;
    Zo zal ons hart op liefelijke wijzen,
    Uw goedheid, al ons ov'rig leven, prijzen.
    Verblijd ons naar de maat van onzen druk,
    En naar den tijd van al ons ongeluk.
  • 9.
    Laat Uw ge ons met haar troost verrijken,
    En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken,
    Uw heerlijkheid niet van hun kind'ren wijken;
    Uw liefd', Uw macht behoed' ons voor bezwijken;
    Sterk onze hand, en zegen onze vlijt;
    Bekroon ons werk, en nu, en t' allen tijd'.

Berijming 1773

  • 1.
    Gij zijt, o HEER, van d' allervroegste jaren
    Voor ons geweest een toevlucht in gevaren.
    Eer berg en rots uit niet geboren waren,
    Eer d' aarde rustt' op hare grondpilaren,
    Van eeuwigheid, o God Die eeuwig leeft,
    Zijt Gij de God, Die eind noch oorsprong heeft.
  • 2.
    Uw oppermacht, die wij ootmoedig eren,
    Kan door een wenk den mens zijn broosheid leren;
    Uw wenk alleen, al schijnt ons niets te deren,
    Verbrijzelt ons, doet ons tot aarde keren;
    Want in Uw oog zijn duizend jaren, HEER,
    Een enk'le dag, een nachtwaak, en niets meer.
  • 3.
    Gij overstroomt het mensdom; zijn vermogen
    Is, als een slaap, een ijd'le droom, vervlogen;
    Zij zijn als 't gras, dat 's morgens, overtogen
    Met frissen dauw, in bloei staat voor elks ogen,
    Maar 's avonds, als het afgesneden wordt,
    Op 't open veld in weinig tijds verdort.
  • 4.
    Door Uwen toorn vergaat ons kwijnend leven;
    Uw gramschap doet ons hart van doodsschrik beven,
    O God, als Gij, in majesteit verheven,
    Het onrecht, dat w' in 't openbaar bedreven,
    En 't kwaad, door ons in 't heimelijk verricht,
    In 't licht stelt voor Uw glansrijk aangezicht.
  • 5.
    Wanneer Uw toorn en gramschap ons bezwaren,
    Dan wenden, dan verdwijnen onze jaren;
    Wij zien hen, als gedachten, henenvaren;
    Of, blijft Uw gunst ons in het leven sparen,
    Dan klimmen wij ten hoogste tot den top
    Van zeventig of tachtig jaren op.
  • 6.
    Helaas, het best van onze beste dagen
    Baart dikwijls smart, geeft dikwijls stof tot klagen;
    Daar zorg, verdriet en jammerlijke plagen
    Steeds, beurt om beurt, de matte ziel doorknagen.
    De levensdraad wordt schielijk afgesneên;
    Wij schenen sterk, en ach, wij vliegen heen.
  • 7.
    Wie kent Uw toorn, wie zijn geduchte krachten?
    Wie vreest dien recht geduchtste Macht der machten?
    Leer ons den tijd des levens kost'lijk achten,
    Opdat ons hart de wijsheid moog' betrachten.
    Keer weder, HEER, Uw gunst koom' ons te stâ;
    Hoe lang ontzegt G' uw knechten Uw genâ?
  • 8.
    Uw gunst sterkt meer dan d' uitgezochtste spijzen;
    Laat, met het licht, haar licht voor ons verrijzen;
    Zo zal ons hart op liefelijke wijzen,
    Uw goedheid, al ons ov'rig leven, prijzen.
    Verblijd ons naar de maat van onzen druk,
    En naar den tijd van al ons ongeluk.
  • 9.
    Laat Uw ge ons met haar troost verrijken,
    En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken,
    Uw heerlijkheid niet van hun kind'ren wijken;
    Uw liefd', Uw macht behoed' ons voor bezwijken;
    Sterk onze hand, en zegen onze vlijt;
    Bekroon ons werk, en nu, en t' allen tijd'.

Psalm 90: 'Een ootmoedig gebed om Gods terugkeer'

Bij Psalm 90 krijg je de indruk dat Mozes het tentenkamp van Israël in de woestijn in de avonduren even heeft verlaten; dat hij ergens op een heuvel neerknielt en in gebed gaat. Hij belijdt allereerst wie God is, ook in Zijn eeuwig bestaan. Vervolgens krijgt hij een diepe indruk van de broosheid en de vergankelijkheid van de mens. Hij voelt diep dat hij met al zijn volksgenoten voor God niet kan bestaan. God weet en ziet immers alles. Tegen de toorn van God is niemand bestand. Mozes bidt voor zijn volk en voor zichzelf om een wijs hart en om een terugkeer van de HEERE Die Zich blijkbaar heeft teruggetrokken. Hij ziet er naar uit dat Gods werk gezien zal worden in het leven van de mensen rondom hem heen.

Laten ook wij voortdurend beseffen hoe kwetsbaar ons leven is en hoe snel het voorbij kan zijn. We mogen de toevlucht tot de HEERE nemen, want Hij is dat nog steeds: een toevlucht. Christus heeft de kracht van Gods toorn werkelijk ervaren en zó is er ruimte bij God gekomen om bij Hem te schuilen. Door Hem komt de liefelijkheid van de Heere over ons. Wat worden we dan lieve, gunnende en aantrekkelijke mensen!

Uitvoeringen Psalm 90

Psalm 90 - Zingen uit de Bron

Psalm 90 - Zingen uit de Bron

Thematische verdieping

Meer verdieping
Bijdragen

Laat een nieuwe generatie zingen

Met jouw financiële steun ontwikkelen we over een periode van meerdere jaren 150 psalmen in klassiek-eigentijdse taal en publiceren we geestelijke liederen waarin het Evangelie van Jezus Christus centraal staat.

Doneer